We leven met 8 miljard mensen op aarde, 750 miljoen in Europa waarvan 450 miljoen in de EU en 18 miljoen in Nederland. Dat zijn gigantische aantallen. En nog veel meer mensen gingen ons voor. De huidige maatschappij met al haar voorzieningen is opgebouwd door samenwerking van al deze mensen. De overheid functioneert als organisatievorm voor deze samenwerking. Om als zodanig te kunnen functioneren heeft ze onze hulp nodig en om dit te kunnen mobiliseren heeft de overheid en pakket aan instrumenten ter beschikking. Een hele belangrijke is geld. Het geldstelsel is in het leven geroepen door de overheid doordat zij bepaalt wat de munteenheid is, het geld middels uitgaven in omloop brengt en tevens een belastingplicht instelt. Maar ook creëert ze de instituten zoals de centrale bank die als bank voor de overheid optreedt en ervoor zorgt dat het betalingsverkeer in de maatschappij vloeiend verloopt. Zo zorgt ze voor afwikkeling van het betalingsverkeer tussen de particuliere banken waarop ze nauw toezicht houdt. Die banken vormen een essentieel onderdeel van het door de overheid gecreëerde geldstelsel.
Door middel van geld gaan de actoren in de maatschappij (overheidsinstellen, bedrijven, burgers) onderling verplichtingen aan wat de basis vormt voor de samenwerking in de maatschappij. In welke richting die verplichtingen gaan wordt bepaald door ieders voorkeuren. De voorkeuren van de overheid worden gestuurd door de politiek.
De maatschappij is gebaseerd op het stelsel van verplichtingen. In mijn ogen is dat de kern van de economie. De overheid heeft daarin een zeer centrale rol. Niet dat ze alles bepaalt wat er gebeurt of dat ze alles bezit. Wel in de zin dat zij de regels opstelt en handhaaft en ook omdat ze het geld primair in omloop brengt door betalingen te doen en die niet meteen via belastingen terug te eisen. Het geld dat daardoor in de maatschappij is, kan worden gespaard door de burgers en bedrijven. Vandaar de economische wetmatigheid: het tekort van de overheid = het overschot van de particuliere sector - nog even afgezien van het buitenland. Daarom is het essentieel dat een overheid een tekort heeft. Landen hebben eigenlijk altijd een overheidstekort. De periodes waarin ze een overschot hebben zijn de uitzonderingen - en worden over het algemeen gevolgd door economisch mindere tijden. Het tekort bij de overheid is dus een feature - geen bug.
De maatschappij is gebaseerd op het stelsel van verplichtingen. In mijn ogen is dat de kern van de economie. De overheid heeft daarin een zeer centrale rol. Niet dat ze alles bepaalt wat er gebeurt of dat ze alles bezit. Wel in de zin dat zij de regels opstelt en handhaaft en ook omdat ze het geld primair in omloop brengt door betalingen te doen en die niet meteen via belastingen terug te eisen. Het geld dat daardoor in de maatschappij is, kan worden gespaard door de burgers en bedrijven. Vandaar de economische wetmatigheid: het tekort van de overheid = het overschot van de particuliere sector - nog even afgezien van het buitenland. Daarom is het essentieel dat een overheid een tekort heeft. Landen hebben eigenlijk altijd een overheidstekort. De periodes waarin ze een overschot hebben zijn de uitzonderingen - en worden over het algemeen gevolgd door economisch mindere tijden. Het tekort bij de overheid is dus een feature - geen bug.
Bij menig lezer zal nu de bezorgdheid stijgen. Kan dat wel, steeds weer een overheidstekort? Loopt dan de staatsschuld niet ongebreideld op? Toename van de geldhoeveelheid jaagt toch de inflatie aan?
Laten we daar even op inzoomen.
Bij het monetaire beleid kijkt de centrale bank niet meer naar de geldhoeveelheid. Erkend wordt dat ze daar geen of nauwelijks invloed op heeft. Bovendien is er geen causaal verband tussen geldhoeveelheid en inflatie.
In tijden van een gouden standaard (vaste verhouding tussen geld en hoeveelheid goud met bovendien nog de inwisselbaarheid van geld voor goud) was het nodig om de geldhoeveelheid in de hand te houden. Als er meer geld in omloop komt bestaat ook de kans dat men dat zou willen ruilen voor goud. De staat moet dan wel genoeg goud hebben. We hebben nu geen gouden standaard meer.
Tegenwoordig wordt verreweg het meeste geld door banken gecreëerd door het uitgeven van leningen. Daar heeft de overheid slechts weinig sturing op. Steeds meer economen nemen tegenwoordig afstand van de z.g. geldhoeveelheidtheorie ( zie: https://www.economicsdiscussion.net/money/quantity-theory-of-money/top-12-criticisms-against-the-quantity-theory-of-money/8077)
Laten we daar even op inzoomen.
Bij het monetaire beleid kijkt de centrale bank niet meer naar de geldhoeveelheid. Erkend wordt dat ze daar geen of nauwelijks invloed op heeft. Bovendien is er geen causaal verband tussen geldhoeveelheid en inflatie.
In tijden van een gouden standaard (vaste verhouding tussen geld en hoeveelheid goud met bovendien nog de inwisselbaarheid van geld voor goud) was het nodig om de geldhoeveelheid in de hand te houden. Als er meer geld in omloop komt bestaat ook de kans dat men dat zou willen ruilen voor goud. De staat moet dan wel genoeg goud hebben. We hebben nu geen gouden standaard meer.
Tegenwoordig wordt verreweg het meeste geld door banken gecreëerd door het uitgeven van leningen. Daar heeft de overheid slechts weinig sturing op. Steeds meer economen nemen tegenwoordig afstand van de z.g. geldhoeveelheidtheorie ( zie: https://www.economicsdiscussion.net/money/quantity-theory-of-money/top-12-criticisms-against-the-quantity-theory-of-money/8077)
Moeten we de staatsschuld niet een keer terugbetalen? In wezen is de staatsschuld de som van de overheidstekorten van de afgelopen jaren. Of met andere woorden: het cumulatieve verschil van uitgaven en inkomsten van de overheid in het verleden. De staatsschuld is dus ontstaan doordat de staat over de jaren heen meer geld uitgaf dan het terugontving. We hebben ook gezien dat de staat zijn eigen geld uitgeeft. Dus is het dan wel een echte schuld? Aan wie moet die dan worden terugbetaald? Hooguit aan zichzelf, maar dan is het geen schuld. Wat we staatsschuld noemen is dus helemaal geen schuld. Het spraakgebruik zet ons op het verkeerde been. Het is waar dat de staat obligaties verkoopt. Daarvoor ontvangt de staat tegoeden bij de centrale bank waardoor de rekening van de staat opgeboekt (gecrediteerd) wordt. Er geldt namelijk binnen de Euro-zone de regel dat de overheid alleen uitgaven kan doen als de rekening bij de centrale bank aan het einde van de dag weer positief is. In de tijd van de gouden standaard (zie hierboven) hadden staatsobligaties de functie om daarmee de geldhoeveelheid in te perken. Tegenwoordig hebben de staatsobligaties vooral de functie van veilige haven omdat deze als zeer stabiel worden beschouwd. Overigens is de waardevastheid van staatsobligaties wel afhankelijk van het rentebeleid van de centrale bank. Dat hebben we gezien bij de Amerikaanse Silicon Valley Bank die in de problemen kwam omdat ze veel had belegd in staatsobligaties waarvan de waarde enorm gezakt was als gevolg van de renteverhogingen door de Fed.
Dat betekent overigens niet dat er geen inflatiegevaar is - dat hebben we helaas weer gemerkt! Er is echter geen rechtstreeks verband met de hoogte van de staatsschuld. De prijzen worden voornamelijk bepaald door vraag en aanbod. De logistieke verstoringen uit de Covid-tijd en de ontregeling door de oorlog in Oekraïne hebben in eerste instantie de energie- en voedselprijzen omhoog gestuwd. En aangezien energie in nagenoeg alle productieprocessen en belangrijke rol speelt, vertaalde dat zich door in prijsstijgingen van andere producten. Bovendien was dit op zichzelf voor producenten een gelegenheid om prijzen te laten stijgen, ook al waren hun eigen kosten lang niet altijd in de zelfde mate omhoog gegaan. Uiteraard vragen werknemers ook meer loon, want als consument zijn zij de laatste schakel in de keten en moeten zij de uiteindelijke prijsverhogingen betalen. Op basis van wat ik zo in de media langs zie komen, stijgen de lonen echter lang niet in dezelfde mate. Dus van een loon-prijsspiraal is in mijn ogen nog lang geen sprake.
De overheid kan met haar uitgaven echter zorgen voor prijsopdrijving. Daar moet ze voor oppassen. Omdat ze haar eigen geld uitgeeft kan de overheid alles kopen wat in de maatschappij beschikbaar is. Maar zodra de grenzen van beschikbaarheid bereikt worden, ontstaat er een prijsopdrijvend effect. Ze moet ofwel haar uitgaven minderen ofwel ze moet ervoor zorgen dat er meer beschikbaar komt van datgene wat ze wil aanschaffen. Laten we als voorbeeld nemen dat de overheid meer leraren nodig heeft. Er zijn echter nauwelijks meer leraren te vinden. De overheid zou de lonen van de leraren kunnen verhogen, waardoor mogelijk ook de lonen in concurrerende functies omhoog gaan. Ze kan ook proberen om meer mensen als leraar op te leiden of om te scholen. Ze kan zelfs via belastingen of ander ontmoedigingsbeleid proberen om mensen uit andere banen los te weken zodat die beschikbaar komen voor een baan als leraar.
De afdronk is dat het hebben van een overheidstekort op zichzelf geen probleem is. Wel moet de overheid opletten waaraan ze haar geld uitgeeft en of dat een prijsopdrijvend effect heeft. Ook moeten we ons afvragen of de regelgeving rondom de Euro niet te belemmerend is voor overheden die momenteel voor een gigantische opdracht staan. Naar mijn smaak zijn de regels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) niet functioneel. De hoofdmoot wordt momenteel gevormd door de percentages van tekort en staatsschuld ten opzichte van het BBP. Ik denk dat we naar andere indicatoren moeten kijken om te beoordelen of een land een gezond financieel-economisch beleid voert, zoals bijvoorbeeld de werkloosheid. Ook moet je bij de beoordeling van de overheidsuitgaven een onderscheid maken tussen investeringen voor de toekomst versus uitgaven voor dagelijkse kosten.
Dat betekent overigens niet dat er geen inflatiegevaar is - dat hebben we helaas weer gemerkt! Er is echter geen rechtstreeks verband met de hoogte van de staatsschuld. De prijzen worden voornamelijk bepaald door vraag en aanbod. De logistieke verstoringen uit de Covid-tijd en de ontregeling door de oorlog in Oekraïne hebben in eerste instantie de energie- en voedselprijzen omhoog gestuwd. En aangezien energie in nagenoeg alle productieprocessen en belangrijke rol speelt, vertaalde dat zich door in prijsstijgingen van andere producten. Bovendien was dit op zichzelf voor producenten een gelegenheid om prijzen te laten stijgen, ook al waren hun eigen kosten lang niet altijd in de zelfde mate omhoog gegaan. Uiteraard vragen werknemers ook meer loon, want als consument zijn zij de laatste schakel in de keten en moeten zij de uiteindelijke prijsverhogingen betalen. Op basis van wat ik zo in de media langs zie komen, stijgen de lonen echter lang niet in dezelfde mate. Dus van een loon-prijsspiraal is in mijn ogen nog lang geen sprake.
De overheid kan met haar uitgaven echter zorgen voor prijsopdrijving. Daar moet ze voor oppassen. Omdat ze haar eigen geld uitgeeft kan de overheid alles kopen wat in de maatschappij beschikbaar is. Maar zodra de grenzen van beschikbaarheid bereikt worden, ontstaat er een prijsopdrijvend effect. Ze moet ofwel haar uitgaven minderen ofwel ze moet ervoor zorgen dat er meer beschikbaar komt van datgene wat ze wil aanschaffen. Laten we als voorbeeld nemen dat de overheid meer leraren nodig heeft. Er zijn echter nauwelijks meer leraren te vinden. De overheid zou de lonen van de leraren kunnen verhogen, waardoor mogelijk ook de lonen in concurrerende functies omhoog gaan. Ze kan ook proberen om meer mensen als leraar op te leiden of om te scholen. Ze kan zelfs via belastingen of ander ontmoedigingsbeleid proberen om mensen uit andere banen los te weken zodat die beschikbaar komen voor een baan als leraar.
De afdronk is dat het hebben van een overheidstekort op zichzelf geen probleem is. Wel moet de overheid opletten waaraan ze haar geld uitgeeft en of dat een prijsopdrijvend effect heeft. Ook moeten we ons afvragen of de regelgeving rondom de Euro niet te belemmerend is voor overheden die momenteel voor een gigantische opdracht staan. Naar mijn smaak zijn de regels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) niet functioneel. De hoofdmoot wordt momenteel gevormd door de percentages van tekort en staatsschuld ten opzichte van het BBP. Ik denk dat we naar andere indicatoren moeten kijken om te beoordelen of een land een gezond financieel-economisch beleid voert, zoals bijvoorbeeld de werkloosheid. Ook moet je bij de beoordeling van de overheidsuitgaven een onderscheid maken tussen investeringen voor de toekomst versus uitgaven voor dagelijkse kosten.