Tijdens de Coronapandemie heeft de Europese Commissie het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) tijdelijk buiten werking gesteld, om daarmee landen de mogelijkheid te geven de noodzakelijke maatregelen te nemen voor de bestrijding van de pandemie en het compenseren van de economische gevolgen. Vanwege de oorlog in Oekraïne heeft de Commissie nog even gewacht met het opnieuw activeren van het SGP. Inmiddels heeft de Commissie het voornemen uitgesproken het SGP per 2024 weer van kracht te laten zijn.
Is dat wel zo'n goed idee of moet er iets heel anders gebeuren?
Is dat wel zo'n goed idee of moet er iets heel anders gebeuren?
Door deelname aan de euro hebben de deelnemende landen de facto de status van een lagere overheid gekregen, zonder monetaire soevereiniteit (vergelijkbaar dus met gemeenten en provincies). De euro-landen zijn met handen en voeten gebonden aan de regels van de EU waarmee ze ernstig beperkt worden in hun economische bewegingsvrijheid. De Britse econoom Wynn Godley waarschuwde al in de jaren negentig van de vorige eeuw - vóór de invoering van de euro - dat dit zou gebeuren.
Dit zou niet zo erg zijn als er op EU niveau een volwaardig ministerie van Financiën zou zijn gecreëerd - het liefst natuurlijk onder volwaardige democratische controle. Dat ministerie zou dan voor de euro-landen het economische en fiscale beleid kunnen voeren waarbij met name veel aandacht gaat naar de herverdeling van de welvaart tussen de deelnemende landen onderling.
Dit is helaas niet gebeurd. Misschien was het wel de bedoeling, maar het is er niet van gekomen. De Euro is gestoeld op een economische overtuiging waarin het huishoudboekje van de centrale overheid zwarte cijfers moet laten zien - dat wil zeggen geen tekort mag hebben. Omdat (nagenoeg?) alle deelnemende landen voorafgaand aan de invoering van de euro meer geld uitgaven dan incasseerden, is in het SGP de mogelijkheid van een tekort opgenomen zij het strekt gelimiteerd. Door deelname aan de euro verloren de landen een heel belangrijk instrument om hun economieën aan te passen aan die van de andere landen - herwaardering van de nationale valuta - zonder dat daar een andere instrument voor in de plaats gekomen is. Duitsland en Nederland hebben al decennia lang een handelsoverschot ten opzichte van de meeste andere Europese landen. Dat leidt tot onbalans. De Duitse en Nederlandse producten zijn feitelijk te goedkoop voor de andere landen om tegenop te concurreren. Door devaluatie van de valuta konden die andere landen vóór de invoering van de Euro de verhouding weer wat rechter trekken. De eigen producten werden ten opzichte van die uit Duitsland en Nederland weer wat goedkoper waardoor de eigen economie gestimuleerd werd. Dit mechanisme ontbreekt momenteel, zonder dat er een ander mechanisme voor in de plaats is gekomen.
De economische solidariteit die tussen afzonderlijke delen van een land over het algemeen heel gewoon is, moet ook binnen de EU structureel geregeld worden. Je kunt niet bij de EU horen om alleen maar de vruchten ervan te plukken. Ieder land moet het belang van de hele EU en haar inwoners - en dus ook van de zwakkere delen - voldoende belang toekennen.
Alleen dan is er toekomst voor de EU en de euro. Alleen dan zijn we in staat om - hopelijk op tijd - voldoende klimaatmaatregelen te nemen. Alleen dan kunnen we de burgers van de EU een sociaal rechtvaardige toekomst geven. Alleen dan zijn we in staat om als Europa een hechte eenheid te vormen. Alleen dan behoudt de EU een plek op het geopolitieke toneel.
We moeten het half voltooide project van de euro nu echt afmaken met een Europees Ministerie van Financiën gepaard met een verdere versterking van de democratie binnen de EU.