Ingezonden brief in het Financieele Dagblad door Chiel Harmsen n.a.v. column van Bartjens in FD 4-11-2023
In zijn column van afgelopen zaterdag vertelt Bartjens over het spel Monopoly dat in deze herfstige dagen bij hem gespeeld wordt. Onder meer schrijft hij dat in het spel "tal van kernbegrippen uit de micro-economie" toegepast worden. Hoe, wordt in zijn column verder beschreven.
Ik wil er graag op wijzen dat ook macro-economische begrippen in het Monopoly spel zijn ingebouwd, ook al zullen de spelers niet altijd doorhebben dat het in de echte wereld ook zo werkt. Zo begint het spel ermee dat de bank geld uitdeelt aan de spelers. Later in het spel betalen spelers geld terug aan de bank, bijvoorbeeld als iemand een Algemeen Fonds kaartje trekt waarop staat dat deze belasting moet betalen. Zo is het in wezen ook met de staatsfinanciën. Eerst brengt de staat geld in omloop - door bijvoorbeeld aannemers te betalen die in opdracht van de staat een ziekenhuis bouwen - daarna wordt (een deel van) dat geld weer weer uit de economie gehaald doormiddel van belastingen.
Een andere overeenkomst is dat de bank van Monopoly niet failliet kan gaan. Het zou weliswaar kunnen voorkomen dat alle voorgedrukte geldbiljetten in het spel zijn opgenomen en dat de kas van bank leeg is. Voor die situatie staat in de spelregels dat de bankbeheerder zelf biljetten mag maken en dat deze door de spelers geaccepteerd moeten worden. In de echte wereld geldt net zo dat een monetair soevereine staat - denk bijvoorbeeld aan Amerika of Japan maar ook aan de Euro-landen als geheel - niet failliet hoeft te gaan, omdat het altijd zelf geld kan uitgeven.
Voor meer achtergronden hierover verwijs ik graag naar de publicaties over Modern Monetary Theory, bijvoorbeeld het boek van Stephany Kelton: The Deficit Myth.
In zijn column van afgelopen zaterdag vertelt Bartjens over het spel Monopoly dat in deze herfstige dagen bij hem gespeeld wordt. Onder meer schrijft hij dat in het spel "tal van kernbegrippen uit de micro-economie" toegepast worden. Hoe, wordt in zijn column verder beschreven.
Ik wil er graag op wijzen dat ook macro-economische begrippen in het Monopoly spel zijn ingebouwd, ook al zullen de spelers niet altijd doorhebben dat het in de echte wereld ook zo werkt. Zo begint het spel ermee dat de bank geld uitdeelt aan de spelers. Later in het spel betalen spelers geld terug aan de bank, bijvoorbeeld als iemand een Algemeen Fonds kaartje trekt waarop staat dat deze belasting moet betalen. Zo is het in wezen ook met de staatsfinanciën. Eerst brengt de staat geld in omloop - door bijvoorbeeld aannemers te betalen die in opdracht van de staat een ziekenhuis bouwen - daarna wordt (een deel van) dat geld weer weer uit de economie gehaald doormiddel van belastingen.
Een andere overeenkomst is dat de bank van Monopoly niet failliet kan gaan. Het zou weliswaar kunnen voorkomen dat alle voorgedrukte geldbiljetten in het spel zijn opgenomen en dat de kas van bank leeg is. Voor die situatie staat in de spelregels dat de bankbeheerder zelf biljetten mag maken en dat deze door de spelers geaccepteerd moeten worden. In de echte wereld geldt net zo dat een monetair soevereine staat - denk bijvoorbeeld aan Amerika of Japan maar ook aan de Euro-landen als geheel - niet failliet hoeft te gaan, omdat het altijd zelf geld kan uitgeven.
Voor meer achtergronden hierover verwijs ik graag naar de publicaties over Modern Monetary Theory, bijvoorbeeld het boek van Stephany Kelton: The Deficit Myth.