De meeste mensen hebben een achterhaald beeld van waar het geld van de regering van een soevereine staat vandaan komt. Ze denken dat de regering eerst geld moet binnenhalen (in de vorm van belastingen) voordat ze dat kan uitgeven. Nagenoeg iedereen zit in dit denkspoor - politici van links en rechts maar ook de meeste economen. Het is een wijdverbreid misverstand waardoor we de bewegingsruimte van de regering veel te beperkt houden.
Eerst geld verdienen - dan pas uitgeven. De tering naar de nering zetten. Dit geldt alom als waardevolle deugd. In deze lijn denkt men dat ook de regering eerst belasting moet binnenhalen voordat ze het kan uitgeven. Maar iets wat geldt voor de leden van een systeem (de huishoudens en bedrijven in een land) hoeft niet persé te gelden voor de bestuurder van het systeem (de regering van dat land).
Om dit toe te lichten stel ik je het (fictieve) gezin van Hendrik en Geertrui voor als analogie voor onze maatschappij.
Eerst geld verdienen - dan pas uitgeven. De tering naar de nering zetten. Dit geldt alom als waardevolle deugd. In deze lijn denkt men dat ook de regering eerst belasting moet binnenhalen voordat ze het kan uitgeven. Maar iets wat geldt voor de leden van een systeem (de huishoudens en bedrijven in een land) hoeft niet persé te gelden voor de bestuurder van het systeem (de regering van dat land).
Om dit toe te lichten stel ik je het (fictieve) gezin van Hendrik en Geertrui voor als analogie voor onze maatschappij.
Hendrik en Geertrui hebben 5 kinderen, variërend van 8 tot 18 jaar. In het huishouden moeten allerhande taken worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat ieder gezinslid daarbinnen een prettig bestaan heeft. Die taken variëren van afwassen en de hond uitlaten tot het jaarlijks schoonmaken van de dakgoten. Hendrik en Geertrui willen dat hun kinderen daaraan meewerken - ieder op zijn of haar niveau. Daartoe hebben ze de "gezinsplicht" ingevoerd. Ieder van de kinderen moet iedere week een aantal gezinsdaalders betalen - de jongsten wat minder dan de oudsten. Maar hoe komen ze aan die gezinsdaalders? Die worden door Hendrik en Geertrui zelf gemaakt. De kinderen kunnen ze verdienen door klussen te doen. |
In wezen gaat het zo ook in de echte maatschappij. De regering heeft ambities die ze wil waarmaken: gezondheidszorg, onderwijs, defensie, etc. Om die te realiseren heeft ze tijd en spullen nodig van burgers en bedrijven. Ze moet er dus voor zorgen dat burgers en bedrijven bereid zijn die aan de regering te 'verkopen'. Daartoe heeft de regering de belastingplicht ingevoerd. Burgers en bedrijven hebben geld nodig om de belastingplicht te kunnen voldoen. Dat geld kunnen ze verdienen door het leveren van diensten en spullen aan de regering. Dus ookal geldt voor burgers en bedrijven dat ze eerst aan geld moeten komen voor ze het kunnen uitgeven, voor de regering is het net andersom: eerst geld uitgeven en pas daarna belasting innen.
Er is nog een misverstand: Het huishoudboekje moet kloppen. Ofwel je kunt niet meer geld uitgeven dan je binnenkrijgt. Voor huishoudens en bedrijven is dat inderdaad waar. Als die het geld niet hebben om bepaalde uitgaven te doen moeten ze die uitstellen of ze moeten geld lenen. Maar voor de regering gaat deze regel niet op. De regering maakt haar eigen geld (net als Hendrik en Geertrui).
Er is nog een misverstand: Het huishoudboekje moet kloppen. Ofwel je kunt niet meer geld uitgeven dan je binnenkrijgt. Voor huishoudens en bedrijven is dat inderdaad waar. Als die het geld niet hebben om bepaalde uitgaven te doen moeten ze die uitstellen of ze moeten geld lenen. Maar voor de regering gaat deze regel niet op. De regering maakt haar eigen geld (net als Hendrik en Geertrui).
Om de kinderen wat flexibiliteit te gunnen geven Hendrik en Geertrui bewust wat meer gezinsdaalders uit aan klussen dan dat ze via de gezinsplicht weer terugkrijgen. Zodoende kunnen de kinderen wat daalders opsparen en toch hun gezinsplicht betalen in een week waarin ze wat minder klussen doen. Het 'huishoudboekje' van Hendrik en Geertrui vertoont dus een 'tekort'. Tegelijkertijd bouwen de kinderen een spaarsaldo op. Het totale spaarsaldo van de kinderen is per definitie gelijk aan het 'tekort' van de ouders. Het zijn communicerende vaten. De kinderen gaan de gezinsdaalders trouwens ook gebruiken voor onderlinge transacties - voor klusjes die ze voor elkaar doen in plaats van voor het gezin, zoals Freek die iedere week de schoenen van Joke poetst en daar van Joke een gezinsdaalder voor krijgt. |
Ook de regering heeft meestal een financieringstekort. In feite is dat geld dat ze in de maatschappij in omloop brengt en dat niet via belastingen geïnd wordt. Dit is een normale gang van zaken. Ieder land heeft bijna elk jaar een financieringstekort. Hendrik en Geertrui hoefden geen lening aan te gaan voor het 'tekort' in hun huishoudboekje. Ze maakten gewoon wat meer gezinsdaalders. Waarom moet de Nederlandse regering wel lenen om haar financieringstekort te dekken? Vanuit een economische oogpunt hoeft dat ook helemaal niet. Sterker nog: eigenlijk is het best gek om iets te lenen wat je zelf maakt. Voor de financiering van de regeringsplannen is het dan ook niet nodig. Regeringen doen het omdat het in hun eigen wetten staat of, in het geval van de Euro-landen, omdat het in de EU-regels omtrent de Euro verboden is om een negatief saldo te hebben bij de centrale bank. Zo'n regel zou nuttig zijn in geval van een Gouden Standaard. Tot 1971 waren de meeste landen deelnemer van de Bretton-Woods afspraken waarbij de waarde van de nationale valuta gekoppeld was aan die van de VS en waarbij de VS inwisselbaarheid van dollars tegen goud garandeerde. Nu zit die regel ons alleen maar in de weg.
Overigens kan het soms wel degelijk nuttig zijn voor een staat om staatsobligaties te verkopen (meestal 'lenen' genomen - ookal is dat niet helemaal terecht), met name in de situatie waarin er teveel geld in omloop dreigt te komen ten opzichte van beschikbare hoeveelheid consumptiegoederen (zie: Leren van de Tweede Wereldoorlog).
Binnen de Euro-regelgeving zitten we opgescheept met regels die onze economische slagvaardigheid ernstig in de weg zitten. Die slagvaardigheid hebben we hard nodig, bijvoorbeeld in de strijd tegen de klimaatverandering, maar ook om de economisch zwakkere groepen in de samenleving meer te ondersteunen wat essentieel is om het vertrouwen van de bevolking in de maatschappij en haar instituties terug te winnen. Het aanpassen van de Euro-regels zal een gigantische politieke klus zijn, waarvan het geenszins zeker is of dat gaat lukken. Maar als we door blijven modderen op de huidige weg raken we steeds verder van de regen in de drup, vanwege het gemis aan economische slagkracht. Een ander alternatief, namelijk terug naar een nationale munteenheid, lijkt me echter ook niet aantrekkelijk maar is zeker wel een optie.
Overigens kan het soms wel degelijk nuttig zijn voor een staat om staatsobligaties te verkopen (meestal 'lenen' genomen - ookal is dat niet helemaal terecht), met name in de situatie waarin er teveel geld in omloop dreigt te komen ten opzichte van beschikbare hoeveelheid consumptiegoederen (zie: Leren van de Tweede Wereldoorlog).
Binnen de Euro-regelgeving zitten we opgescheept met regels die onze economische slagvaardigheid ernstig in de weg zitten. Die slagvaardigheid hebben we hard nodig, bijvoorbeeld in de strijd tegen de klimaatverandering, maar ook om de economisch zwakkere groepen in de samenleving meer te ondersteunen wat essentieel is om het vertrouwen van de bevolking in de maatschappij en haar instituties terug te winnen. Het aanpassen van de Euro-regels zal een gigantische politieke klus zijn, waarvan het geenszins zeker is of dat gaat lukken. Maar als we door blijven modderen op de huidige weg raken we steeds verder van de regen in de drup, vanwege het gemis aan economische slagkracht. Een ander alternatief, namelijk terug naar een nationale munteenheid, lijkt me echter ook niet aantrekkelijk maar is zeker wel een optie.
Na de Tweede Wereldoorlog zaten de Europese economieën in een Keynesiaanse flow (Keynesian Revolution - Wikipedia) waarbij regeringen financieringstekorten gebruikten om de economie te laten floreren. Dit heeft een aantal decennia geduurd, maar na de periode van stagflatie na de oliecrisis in de jaren zeventig begon de steun voor het Keynesiaanse model te tanen. In plaats daarvan werd de Monetaristische school (Monetarisme - Wikipedia) dominant. Het luidde een nieuw economisch tijdperk in waarin de neoliberale ideeën de boventoon vieren. In de Keynesiaanse tijd was lage werkloosheid het beoogde doel van het economische beleid. Onder de Monetaristen werd werkloosheid echter een beleidsinstrument, bedoeld voor het verkrijgen van prijsstabiliteit (voorkomen van inflatie). Als dat eenmaal bereikt was, zo geloofde men, zou de economie van zelf in evenwicht blijven op (bijna) volledige werkgelegenheid. Onder dit gesternte kwam de Euro tot stand. Het fiscale beleid van deelnemende landen werd ondergeschikt gemaakt door de in de verdragen opgenomen bepalingen waaronder het verbod om rood te staan bij de ECB en de maxima voor financieringstekort (3%) en staatsschuld (60%) uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Dit heeft de economische bewegingsvrijheid van de Euro-landen ernstig ingeperkt. Ze zijn in feite vervallen tot het niveau van provincies of gemeenten die ook geen eigen valuta creëren. Ze hebben hun monetaire soevereiniteit verloren en zijn voor de financiering van hun tekort afhankelijk geworden van de markt.
Bron: The Eurozone and Brexit, Stuart Medina Miltimore and William Mitchell, Chapter 7 in Modern Monetary Theory - key insights, leading thinkers.
Ik zie enkele grote knelpunten in de wijze waarop de Europese economie is georganiseerd:
Bron: The Eurozone and Brexit, Stuart Medina Miltimore and William Mitchell, Chapter 7 in Modern Monetary Theory - key insights, leading thinkers.
Ik zie enkele grote knelpunten in de wijze waarop de Europese economie is georganiseerd:
- Ontbreken van mogelijkheden om de waarde van de munt onderling aan te passen
- Sterke inperking van de mogelijkheid om middels fiscaal beleid de economie en met name de werkgelegenheid te stimuleren.
- Maar het grootste probleem is denk ik de structurele scheve handelsbalansen tussen de EU-landen gecombineerd met het ontbreken van een solidariteitsmechanisme.
Stel dat de EU zou bestaan uit 2 landen die onderling structureel een scheve handelsbalans hebben. Land A exporteert stelselmatig meer naar land B dan andersom. Voor het gemak laten we de rest van de wereld hier even buiten beschouwing. Er vloeit dan steeds meer geld van land B naar land A. Dat geld moet ergens vandaan komen. Ofwel van de particuliere sector in land B die inboet op het spaarsaldo of van diens regering die een financieringstekort moet voeren. En omdat je niet jarenlang de particuliere sector kunt laten verarmen is een financieringstekort van de regering dus een vereiste.
De welvaart van een land wordt bepaald door drie factoren die elkaar in evenwicht houden als drie communicerende vaten:
De welvaart van een land wordt bepaald door drie factoren die elkaar in evenwicht houden als drie communicerende vaten:
- Het financieringstekort van de regering - het verschil van uitgaven en inkomsten van de overheid.
- Het spaarsaldo van de particuliere sector - het verschil van de inkomsten en uitgaven van alle huishoudens en bedrijven in een land.
- En het verschil van de export en de import van een land.
Je herinnert je mogelijk nog dat in het voorbeeld van het gezin van Hendrik en Geertrui hun tekort aan gezinsdaalders per definitie gelijk was aan het totale aantal gezinsdaalders dat door de kinderen werd gespaard. Dat was omdat er in dat voorbeeld geen sprake was van een buitenwereld - d.w.z. niemand uit het gezin wisselende gezinsdaalders uit met partijen buiten het gezin.
De EU bestaat natuurlijk uit meer dan twee landen en ook hebben die veel te maken met landen buiten de EU. Toch is er structurele onbalans te herkennen in de handelsvolumes tussen de EU landen. Duitsland - met in het kielzog Nederland - heeft al decennia lang en handelsoverschot ten opzichte van onder meer Frankrijk en Italië. Door deelname aan de Euro kunnen deze laatste hun valuta niet meer devalueren om de verhoudingen weer wat recht te trekken. Ofwel Duitsland - en ook Nederland - moet afzien van het structurele handelsoverschot ofwel landen als Frankrijk en Italië moeten meer ruimte krijgen om een financierstekort aan te houden. Dit laatste vergt een grote ingreep in de Euro-regels die veel verder gaat dan wat de EU Commissie onlangs heeft voorgesteld en waarvan het maar de vraag is of Duitsland en Nederland die gaat accepteren.
Al schrijvende aan deze tekst kwam ik het volgende artikel uit 2012 tegen van Belgische econoom Paul De Grauwe: Paul De Grauwe De toekomst van de euro, Streven. Jaargang 79 - DBNL waarvan ik de conclusie van harte onderschrijf: De EU moet zich verder ontwikkelen tot een politieke eenheid. Een munt zonder land kan niet lang bestaan en brengt de economie van de landen die haar voeren in gevaar.
De EU bestaat natuurlijk uit meer dan twee landen en ook hebben die veel te maken met landen buiten de EU. Toch is er structurele onbalans te herkennen in de handelsvolumes tussen de EU landen. Duitsland - met in het kielzog Nederland - heeft al decennia lang en handelsoverschot ten opzichte van onder meer Frankrijk en Italië. Door deelname aan de Euro kunnen deze laatste hun valuta niet meer devalueren om de verhoudingen weer wat recht te trekken. Ofwel Duitsland - en ook Nederland - moet afzien van het structurele handelsoverschot ofwel landen als Frankrijk en Italië moeten meer ruimte krijgen om een financierstekort aan te houden. Dit laatste vergt een grote ingreep in de Euro-regels die veel verder gaat dan wat de EU Commissie onlangs heeft voorgesteld en waarvan het maar de vraag is of Duitsland en Nederland die gaat accepteren.
Al schrijvende aan deze tekst kwam ik het volgende artikel uit 2012 tegen van Belgische econoom Paul De Grauwe: Paul De Grauwe De toekomst van de euro, Streven. Jaargang 79 - DBNL waarvan ik de conclusie van harte onderschrijf: De EU moet zich verder ontwikkelen tot een politieke eenheid. Een munt zonder land kan niet lang bestaan en brengt de economie van de landen die haar voeren in gevaar.