In de Volkskrant verscheen vandaag een interview met de Franse econoom Philippe Dessertine, hoogleraar aan de Sorbonne Universiteit in Parijs. Hij slaat alarm:
Frankrijk staat volgens hem aan de rand van een financiële afgrond. De staatsschuld is zo hoog opgelopen dat een steeds groter deel van het geld naar rente gaat, in plaats van naar belangrijke investeringen zoals kunstmatige intelligentie en defensie. Als het vertrouwen in Frankrijk verder afneemt, dreigt een financiële crisis. En dat raakt niet alleen Frankrijk, maar ook Nederland en de rest van Europa.
Maar hoe komt het eigenlijk dat Frankrijk zo diep in de schulden zit? Daarvoor moeten we breder kijken – naar het economische beleid binnen de Europese Unie, en vooral naar Duitsland..
Frankrijk staat volgens hem aan de rand van een financiële afgrond. De staatsschuld is zo hoog opgelopen dat een steeds groter deel van het geld naar rente gaat, in plaats van naar belangrijke investeringen zoals kunstmatige intelligentie en defensie. Als het vertrouwen in Frankrijk verder afneemt, dreigt een financiële crisis. En dat raakt niet alleen Frankrijk, maar ook Nederland en de rest van Europa.
Maar hoe komt het eigenlijk dat Frankrijk zo diep in de schulden zit? Daarvoor moeten we breder kijken – naar het economische beleid binnen de Europese Unie, en vooral naar Duitsland..
Duitsland als stille veroorzaker
Duitsland heeft de afgelopen decennia zijn lonen nauwelijks laten meegroeien met de productiviteit. Met andere woorden: werknemers gingen niet meer verdienen, terwijl ze wel steeds efficiënter gingen werken. Dat klinkt misschien zuinig en verstandig, maar het had grote gevolgen. Duitse producten werden relatief goedkoper, waardoor de export explodeerde. Tegelijkertijd gaven Duitse consumenten minder uit in eigen land.
In Frankrijk gebeurde het tegenovergestelde: daar stegen de lonen wél mee met de productiviteit. Franse consumenten kochten dus meer – ook Duitse producten. Zo stroomde er geld van Frankrijk naar Duitsland. Duitsland kon daardoor zijn begroting netjes op orde houden, terwijl Frankrijk juist meer moest lenen om zijn economie draaiende te houden.
Ik heb hier eerder over geschreven, onder andere met verwijzing naar de Duitse econoom Heiner Flassbeck. Zie bijvoorbeeld:
In Frankrijk gebeurde het tegenovergestelde: daar stegen de lonen wél mee met de productiviteit. Franse consumenten kochten dus meer – ook Duitse producten. Zo stroomde er geld van Frankrijk naar Duitsland. Duitsland kon daardoor zijn begroting netjes op orde houden, terwijl Frankrijk juist meer moest lenen om zijn economie draaiende te houden.
Ik heb hier eerder over geschreven, onder andere met verwijzing naar de Duitse econoom Heiner Flassbeck. Zie bijvoorbeeld:
Een systeem van communicerende vaten
De economie van een land bestaat uit verschillende onderdelen: de overheid, bedrijven, huishoudens en de handel met het buitenland. Die onderdelen beïnvloeden elkaar, net als communicerende vaten. Als één land – zoals Duitsland – een groot handelsoverschot heeft, dan moeten andere landen – zoals Frankrijk en Italië – dat compenseren met hogere tekorten. Binnen een economische unie zoals de EU kunnen niet alle landen tegelijk een overschot én een laag tekort hebben. Dat is simpelweg onmogelijk.
Toch probeert de EU de economie te sturen met regels over hoe groot het begrotingstekort en de staatsschuld mogen zijn. Maar daarbij wordt te weinig gekeken naar de scheve handelsverhoudingen tussen landen. En dat is een gemiste kans.
Toch probeert de EU de economie te sturen met regels over hoe groot het begrotingstekort en de staatsschuld mogen zijn. Maar daarbij wordt te weinig gekeken naar de scheve handelsverhoudingen tussen landen. En dat is een gemiste kans.
Wat zou beter werken?
In plaats van alleen te kijken naar tekorten en schulden, zou de EU ook afspraken moeten maken over hoe lonen zich ontwikkelen. Als lonen in alle landen in verhouding stijgen met de productiviteit, ontstaat er een eerlijker speelveld. Dat is niet alleen goed voor Frankrijk, maar ook voor Nederland en de hele EU.
Politieke partijen zouden dit onderwerp op de agenda moeten zetten – zeker met de verkiezingen voor de Tweede Kamer in aantocht. De grote uitdagingen van deze tijd kunnen we alleen samen oplossen. Maar dan moeten de economische spelregels wel kloppen. En dat begint bij Europa.
Voetnoot:
Er bestaan overigens wel regels binnen de EU over hoe groot handelsoverschotten en -tekorten mogen zijn. Maar die worden nauwelijks nageleefd, en bijna niemand kent ze. Vreemd genoeg ligt de limiet voor overschotten hoger dan die voor tekorten, terwijl het eigenlijk om twee kanten van dezelfde medaille gaat.
Politieke partijen zouden dit onderwerp op de agenda moeten zetten – zeker met de verkiezingen voor de Tweede Kamer in aantocht. De grote uitdagingen van deze tijd kunnen we alleen samen oplossen. Maar dan moeten de economische spelregels wel kloppen. En dat begint bij Europa.
Voetnoot:
Er bestaan overigens wel regels binnen de EU over hoe groot handelsoverschotten en -tekorten mogen zijn. Maar die worden nauwelijks nageleefd, en bijna niemand kent ze. Vreemd genoeg ligt de limiet voor overschotten hoger dan die voor tekorten, terwijl het eigenlijk om twee kanten van dezelfde medaille gaat.